‘We mochten van hem geen flic-flac op de trampoline doen! Hij speelde de baas over alle kinderen. Hij was de grootste, daarom.’ We zijn op vakantie. Kamperen. Met de camper op pad. We hebben gekozen voor campings met vertier zodat de pubers zich niet hoeven te vervelen. Het beste weer van Europa was dichtbij huis deze meivakantie. Leuker kunnen we het niet krijgen!
Laten we hem Johan noemen. De jongen op de trampoline. Ik schat hem tussen de 12 en de 15 jaar. Fors gebouwd, lang en expressief. Sprekende ogen gecombineerd met sterke lichaamshouding. Logisch dat de jongere kinderen daar ontzag voor toonden.
‘Wat hebben jullie eigenlijk tegen hem gezegd nadat hij jullie verbood om de flic-flac te doen? Hebben jullie samen overwogen om weerwoord aan Johan te geven?‘, allemaal lastige vragen die ik stelde afgaand op de blik van onze jongste dochter van 13.
Nee, ze hadden niets gezegd of gedaan. Ze hadden ook niet samengewerkt. Ze hadden de flic-flac niet gedaan en waren mokkend op het bankje naast de trampoline gaan zitten. Andere kinderen waren gebleven en deden braaf wat Johan wel toestond. Ze probeerden hem goed gestemd te houden. Zo’n stevig karakter wil je niet tegen je hebben.
‘Jullie mochten van jezelf de flic-flac niet doen’,antwoordde ik later toen we het voorval bespraken. ‘Johan gaat daar niet over. Jullie bepalen zelf wat je wel doet, en wat je niet doet’, doceerde ik toen we het er een dag later over kregen. ‘Niemand is de baas van de trampoline en niemand anders dan de campingbaas bepaalt de spelregels. En helemaal niemand anders dan wij als ouders bepalen wat jullie wel en niet mogen.’
‘Jullie hebben jezelf veel plezier ontzegd. Dat het spannend was om tegen Johan in te gaan begrijp ik. Maar waarom werkten jullie niet samen met de andere kinderen op de trampoline?’ Het bleef stil. Logisch. Want allemaal makkelijk gezegd natuurlijk. Zeker achteraf en als oudere die in de rangorde boven Johan staat.
Een dag later kwamen we Johan tegen in het zwembad. Hij was samen met een vijftal kinderen die half zo oud waren al hijzelf. Als een zwerm bewogen ze om Johan heen. Hij begon met een andere jongen over te gooien met een bal. Op een nogal wilde manier. Ze namen het grootste deel van het bad in bezit met hun spel. Het zwembad liep leeg, m’n dochter stoorde zich er aan. Ze kon haar gang niet langer gaan.
Ik stelde mij op tussen Johan en z’n vriendje. Deed niets, bleef gewoon staan zodat m’n dochter en andere kinderen zich beschermd voelden. Af en toe ging het mis met de bal. Dan raapte ik het speeltuig op en gaf het aan Johan. Terwijl ik de bal overhandigde maakte ik oogcontact. Keek ik Johan recht in de ogen om contact te maken. Hij wende z’n blik schuchter af terwijl ik vriendelijk lachte. Dit gebeurde een aantal keren. Ook nadat hij en z’n vriendje een andere plek ik het bad gekozen hadden. Steeds bleef ik in de buurt.
De wildheid verdween uit het spelen. Ik bleef vriendelijk glimlachen en de verkeerd geplaatste ballengeduldig teruggeven. Johan leek steeds rustiger en kleiner te worden. Niet snel daarna vertrok hij met z’n aanhang. Geen kabaal. Geen scène.
Er zijn heel veel Johans in deze wereld. Ze zien er imposant uit. Vanwege hun uiterlijk of vanwege hun trackrecord. Ze hebben macht en weten wanneer en waar dit uit te oefenen. Vaak zijn het mannen, eerlijk is eerlijk.
Het zijn mannen die gezien willen worden. Die vaak nooit gezien worden. Die zelf het vertier moeten opzoeken omdat hun ouders andere dingen aan het hoofd hebben. Ik was er met m’n dochter, ik zag haar. Hij was alleen en ging op zoek naar plekken waar hij wel gezien werd. Met publiek dat tegen hem op kijkt.
Je kent zelf vast ook wel een Johan. Van je werk, van de politiek of van TV of zo.
‘Aordig doen tegen mensen die niet aordig doen, want die benn aordiogheid ’t hardste neudig’ – ‘Aardig doen tegen mensen die niet aardig doen, want die zijn aardigheid het hardste nodig’, aldus streekgenoot Daniël Lohues.
Een waarheid als een koe, je moet er alleen wel op tijd mee beginnen!