Er was eens een directeur die drie wijnmakerijen had in drie dorpjes op het platteland. Ze maakten wijn voor bij het eten en af en toe speciale kwaliteitswijnen voor feesten en jubilea.
Door allerlei voorschriften en vereisten werd het maken van kwaliteitswijnen te duur. De standaardwijnen leverden onvoldoende op vanwege concurrentie en stijgende kosten. Ook konden de wijnmakerijen niet voldoende gekwalificeerde wijnmakers in dienst houden om kwaliteitswijnen te maken omdat hier steeds minder vraag naar was. Deze mensen verveelden zich te vaak.
De directeur bedacht een plan om een nieuwe wijnmakerij te bouwen in een ander dorp om op een centrale plek kwaliteitswijnen te maken. Hierdoor werd de kwaliteit beter en was het makkelijker om goede wijnmakers in dienst te houden. De bestaande wijnmakerijen in de dorpen bleven de wijn voor dagelijks gebruik maken.
Iedereen van burgemeester tot dorpsomroeper was in rep en roer. Liefde voor het bestaande, angst voor wat er op hun af kwam. Ze waren bang dat de wijnmakerijen in de dorpen zouden moeten sluiten en dat ze straks helemaal geen wijn meer hadden bij het eten en bij het feesten.
Op een gegeven moment zag één van de burgemeesters wel brood in de plannen van de directeur van de wijnmakerijen. Hij was in Zuid Frankrijk geweest en had gezien dat veel dorpen verstoken waren van goede wijn doordat iedereen de directeur van de centrale wijncoöperatie tegen werkte.
‘Dit moeten we in Veenkolonia niet hebben’ sprak de burgemeester en hij beloofde mee te betalen aan de nieuwe centrale wijnmakerij onder voorwaarde dat deze op elk moment champagne kon leveren voor het geval een plaatselijke sportclub iets te vieren had. Ook zou de nieuwe wijnmakerij kwaliteitswijnen van Grand Cru kwaliteit moeten maken voor de jaarlijkse culinaire festivals.
De directeur voelde zich gesteund en zette het plan met geld van het dorp van de wijze burgemeester door. Andere burgemeesters, en zelfs de provincie, konden toen niet achter blijven en kwamen met geld over de brug. Ze hadden samen immers al veel geld geïnvesteerd in vermaak en bedrijvigheid in de streek en zonder goede wijn konden ze de verwachte successen de komende jaren niet vieren. Ook waren ze bang dat het welzijn van hun inwoners onder druk zou komen te staan als deze voortaan verstoken zouden blijven van goede wijn. Hierdoor zou de leefbaarheid in de dorpen afnemen en de ingezette demografische krimp zich versnellen. Dat druiste in tegen ieders ambitie, dit mocht zeker niet gebeuren!
Twee jaar later werd de nieuwe centrale wijnmakerij geopend. Iedereen was blij want er was nog steeds voldoende, lokaal geproduceerde betaalbare wijn voor bij het eten. En, er waren nu nog betere kwaliteitswijnen beschikbaar dan voorheen zodat er nog volop gefeest kon worden.
De koning beloonde de burgemeesters en de provincie voor hun visie en lef door een internationaal vermaard instituut naar de streek te halen. Honderden banen kwamen naar Veenkolonia waardoor de bevolkingskrimp werd gekeerd en hoogopgeleide jongeren er een baan en een thuis vonden.
De directeur kon haar geluk niet op. Top wijnmakers uit heel het land wilden werken in de nieuwe wijnmakerij omdat ze daar de beste wijnen van het land konden maken. Haar zorgen waren voorbij maar ze vond het nog belangrijker dat ze haar werk goed had kunnen doen waardoor de streek levendiger was dan ooit!
De plaatselijke folkzanger trad op bij de opening en zong in het plaatselijk dialect; angst is mar veur eben, spiet is veur altied*.
Bert Moormann, juli 2018
bert.moormann@ziggo.nl
Een gedachte over “Klare wijn”