Nee, het was geen weddenschap hoewel z’n vrienden hem wel hadden uitgedaagd. Hij fietste elke dag in weer en wind, van z’n huis naar z’n werk en weer terug. Alle vier de seizoenen van het jaar. Veel geld had hij niet over voor een fiets. Maximaal 1.000 euro, hoewel het ook Franse Francs hadden kunnen zijn afgaand op de uitstraling van het vehikel waarop hij de camping opstuurde die middag. Van de Bretonse kust naar Lyon, zo’n 1.000 kilometer. Van zeeniveau honderden meters omhoog tegen de uitlopers van de Franse Alpen op. Een week had hij er voor uitgetrokken. Dat viel nog niet mee ontdekte hij nu hij het vlakke rivierenlandschap van de Rhône achter zich had gelaten. Het venijn zat in de staart van z’n tocht.
Hij liep wat achter op het schema. Vanaf nu zou hij dagelijks langer in het zadel moeten blijven om op tijd aan te komen. Sinds een paar dagen lekte z’n achterband. Als een zomerbries in de Auvergne verliet de lucht, zuchtje voor zuchtje het rubber dat de stoten tussen de gaten in het wegdek en z’n achterwerk dempte. Onderweg kwam hij geen winkels tegen om een nieuwe band te kopen.
Tijdens het fietsen was hij aan het rekenen geslagen. Hoeveel tijd zou het omrijden naar een winkel kosten en hoeveel tijd was hij kwijt aan het meerdere keren per dag oppompen van de band? Eenzelfde rekensom die we vroeger als kind probeerden te maken als we een lange autorit voor de boeg hadden. Wie was sneller? De sportwagen die plankgas naar de bestemming reed en vaker moest tanken of wij in onze degelijke diesel die veel langzamer reed maar minder vaak hoefde te stoppen om te tanken? Soortgelijke berekeningen maakte hij op de fiets, bergop met een snelheid waarbij hij net niet omviel. Twee versnellingen waren voldoende had hij besloten toen hij de fiets jaren geleden kocht.
De meeste tijd verloor hij met ‘bepakken’ van z’n fiets ’s, ochtends voor vertrek. Het was een gewone stadsfiets, hij vond het niet nodig om te investeren in extra bagagedragers. Hij maakte immers maar eens per jaar een lange tocht. Z’n hele bepakking moest dus een plek vinden op de bagagedrager boven het achterwiel. Een eenpersoonstent, matras, kussen, toilettas, handdoek, schone kleren, regenkleding en drie anderhalveliterflessen water. Totaal zo’n 15 kilo, hoog opgetast op de smalle stangen van de stalen ros. De waterflessen vormden de grootste uitdaging. De smalle stapel bagage werd hiermee topzwaar en instabiel tijdens het fietsen. De eerste kilometers stapte hij regelmatig af om de boel te herschikken. Ach, je moest er niet over nadenken. Het hoorde erbij.
Toen de duisternis inviel was het allesbehalve rustig in de buurt van de eenpersoonstent op het stille deel van de kleine camping. Een mannen en vrouwenstem wisselden elkaar fluisterend af. Naarmate de schemer inviel verstomde het geluid. Kennelijk had hij met z’n heldhaftige fietstocht, of met z’n niet-gespeelde klunzigheid, indruk gemaakt op de jonge vrouw die hem had bestudeerd terwijl hij in de weer was met z’n spullen.
Nu maar hopen dat de klunzigheid zich beperkt tot de voorbereiding en uitvoering van z’n fietstocht. ‘Ach, een kinderzitje op de fiets kan er nog wel bij’, hoor ik hem al schaamlachend mompelen…
Ontdek meer van welkom op bertmoormann.blog
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.