Dikke vriendinnen

Dat we dikke vrienden zouden worden voelde ik al toen ik haar huis binnenstapte. Zo vroeg namelijk direct na het begroeten wanneer ik weer weg zou gaan. Gelukkig redde haar moeder de situatie door de begroeting van haar dochter uit te leggen. Ze vond het leuk dat er mensen kwamen. Ze zag op tegen het afscheid. Want een beetje uitdaging maakte haar leven leuker. Ze wilde graag naar school maar ze moest nog een dik half jaar geduld hebben. Voelt als een eeuw als je drie jaar bent.

Haar moeder en ik kennen elkaar al heel lang. We waren collega’s en raakten bevriend. We zien elkaar een paar keer per jaar. Te weinig want er is altijd veel te bepraten. Over het werk, over de kinderen en over onze ouders. Ze maken nogal wat mee de laatste tijd. Banen die vastlopen door leidinggevenden die gekker zijn op macht en op geld dan op hun afnemers en medewerkers. Ouders die, te jong, plotseling erg ziek worden en nooit weer de oude zullen worden. Eén van de kinderen die ernstig ziek werd en voor het leven moest vrezen. Gelukkig werd de oorzaak gevonden en kon het leven van dit jonge kind toch nog een aanvang nemen.

Genoeg tegenslag voor een half leven. Het gebeurde allemaal binnen het tijdsbestek van nog geen jaar.

Toen ik, met toestemming, wegreed liet ik de gesprekken bezinken. Hoeveel leed kan een mens aan? Waar halen mensen toch de veerkracht vandaan om door te gaan. En ze waren nu zo nuchter en kalm. Volledig in controle over hun roerig leven. Ze konden het overzien. Accepteren wanneer ze wel invloed hadden en wanneer niet.

Ik had nog een afspraak in de buurt. Met een huidige collega. We zouden een wandelbespreking houden bij hem in de buurt. We liepen de deur van z’n huis uit. Hij begroette z’n buren. ‘Ja, het is hier net een camping, iedereen kent elkaar en praat met elkaar’, glimlachte hij me toe. Een hovenier snoeide het enig boompje in de piepkleine voortuin. De bewoonster keek toe. Uiteraard lag haar tuin er keurig bij. Terwijl we de straat uit liepen las ik de namen op de naambordjes van de brievenbussen. Veel mensen kende ik uit m’n netwerk. Een adviseur, een ondernemer, een manager, een psycholoog en nog een aantal goed opgeleide mensen met goede banen. ‘Op deze camping is de diversiteit ver te zoeken’, grapte m’n collega.

Eind vorig jaar plopte er een afspraak in m’n agenda. Een uitnodiging om één van onze huizen te bekijken. De bewoonster was op straat gezet vanwege overlast en ernstige vervuiling. ‘Zoiets heb ik nog nooit gezien’, begon mijn collega tijdens de begroeting. Toen ik de voortuin inkeek zag ik meteen wat hij bedoelde. Bankstellen, koelkasten, slippers, een lege krat bier en nog meer zaken die een tuin ontsieren. ‘Wacht maar tot je binnen bent, dit is nog niets’, sprak hij.

En hij had niks te veel gezegd.

Een indringende, zurige, lucht nam m’n adem weg. Snel even wat deuren en ramen openen. Er was overigens geen deur meer heel van alle ruimtes die op de hal uitkwamen. Hier was geweld aan te pas gekomen zo te zien. We liepen de woonkamer binnen. Geen vloerbedekking te bekennen. Op de gehele benedenverdieping niet overigens. We liepen de keuken binnen. Ik wist niet wat ik zag. Alles van de muur gerukt en op een hoop gesmeten. Alleen de onderkasten van het keukenblokje stonden nog op hun plek. Zonder deurtjes. Zonder gasstel. Wel vieze pannen en andere troep.

Maar het meest raakte me iets dat tussen de vuiligheid in één van de onderkasten lag. Een roze drinkflesje met speen. Overduidelijk van een klein meisje van hooguit een paar jaar oud. Even oud als een van de kinderen van mijn oud-collega dus. De schrik sloeg me om het hart. Dat beeld kwam binnen. Het deed me denken aan het beeld van een teddybeer dat tussen de wrakstukken lag van een neergestort vliegtuig. Ooit zag ik het op TV. Kan het beeld zo terughalen.

We liepen de trap op naar de bovenverdieping. Op één na lagen alle slaapkamers vol met troep. Bijna een half meter hoog opgestapeld. Troep dat wij in de kliko zouden gooien of naar de gemeentewerf zouden brengen. Dat was een brug te ver van moeder die hier woonde. We liepen de zoldertrap op en ook hier lag de hele vloer bezaaid met troep. Voedingsbodem voor allerlei zichtbare en onzichtbare beestjes die je liever niet in je huis hebt.

Terug naar de eerste verdieping liepen we nog even de slaapkamer binnen met alleen een matras op de vloer. Hier hadden moeder en dochter dus geslapen realiseerde ik me. Naast het matras lag nog een slipje. Van het soort dat meer aan de liefde doet denken dan aan de ellende die ik hier aantrof. Aan het hoofdeind van het bed stond een kleine magnetron. Als alternatief voor de ontmantelde keuken. Om flesjes warm te maken voor de kleine meid. ’s Nachts en overdag hoewel ik me afvroeg of dat ritme een rol speelde in het leven van dit ontspoorde huishouden.

Eenmaal buiten kwam de buurman op ons aflopen. Een echte doorzetter afgaand op z’n uiterlijk en z’n kleding. Niet iemand die het cadeau heeft gekregen in het leven. Hij was kalm en rustig en klonk aardig. Hij had jarenlange ellende gehad met z’n buren. Lawaai, gescheld en ruzies. Het was hem door merg en been gegaan. Hij had eronder geleden. Vooral wat de kleine meid allemaal mee moest maken. Terwijl haar leven nog niet eens goed was begonnen.

Maar nu was het over. We spraken af om het huis met voor, en achtertuin weer netjes te maken zodat de nieuwe huurder een goede start kon maken. ‘Letten jullie wel een beetje op wie je hier weer neerzet? Ik wil nu eindelijk wel een beetje rust in huis als het kan. Willen jullie daaraan denken?’, vroeg hij bescheiden. Deze opdracht namen we graag aan. Deze man verdient nu een tijdje rust. Hij liet dezelfde veerkracht zien als mijn oud-collega. Petje af voor deze man.

Moeder en dochter hebben weer onderdak gevonden en zijn in beeld bij de hulpverleners. Ik hoop van harte dat ze hun levens weer goed op de rails krijgen. Het huis is weer als nieuw. Trots nodigde m’n collega me uit om het eindresultaat te laten zien. Zelfs de tuin ligt er ondanks de winter weer keurig bij.

Het maakt uit waar je wieg staat. Het maakt uit of je ouders ook in stressvolle situaties het hoofd erbij kunnen houden. Dat is niet voor iedereen weggelegd. Dat is niemands schuld, het is het lot van het kind.

Wat ik vurig hoop is dat de dochter van m’n collega, als ze eindelijk naar school mag, dikke vriendinnen wordt met het meisje van het roze drinkflesje. Zodat ze samen het leven kunnen vieren en elkaar kunnen steunen in stressvolle tijden. Dat ze om de beurt kunnen klagen en dragen. Want in het echte leven is diversiteit nooit ver te zoeken. Als je het maar wilt zien.

Plaats een reactie