Vroeger op school vond ik de Nederlandse taal, volgens de boekjes, maar ingewikkeld. Spelregels voor taal leken mij totaal overbodig. Dat een woord naast de eigen betekenis, ook nog eens benoemd is als voltooid, bijvoeglijk of voornaam. Uitermate verwarrend. En dan hadden we gelukkig in ons land de naamvallen al afgeschaft. Stel je voor.
Want, wat gek eigenlijk bedenk ik me nu spontaan, dat een naam kan vallen. Wat is er van je naam over na de val? Voel je de pijn van de val? Hoe ziet het eruit? Lijkt het op een standbeeld dat van een sokkel is gevallen? Daarom bakte ik natuurlijk ook helemaal niets van het geschreven Duits. Dat land barst namelijk van de standbeelden.
Discussies over d’s en t’s vond ik overbodig. Je hoorde toch hetzelfde, als je het uitsprak!? Taal was voor mij altijd al gevoel en beeldend. Ik zie en voel wat ik wil schrijven en zodra het beeld af is, en m’n gevoel is bevredigd, zie ik een compositie. Geen woorden en geen letters.
Mijn columns worden beter maar de oudste zijn de beste. Hoe dan?
Als ik een column schrijf dan is de eerste versie een weerslag van mijn gevoel en een beeld dat ik zie. Dit betekent dat een onderwerp mij moet raken en ik het kan visualiseren. Meestal heb ik dit binnen het uur op papier. Daarna leg ik het stuk proza weg om te marineren. Tot zover is het een dans van het hart met een bijrol voor het hoofd.
De volgende dag, gaat het hoofd alleen verder. Dan begint het bijslijpen, preciseren en lopend maken. Dit duurt bijna altijd langer dan een uur, soms kost het wel een hele dag. Vooral omdat ik vasthoud aan ongeveer 500 woorden waarbinnen ik zoveel mogelijk beeld en gevoel wil overdragen.
Daarna denk ik na over een geschikt publicatiemoment. Dit stel ik nogal eens uit. Ik word namelijk wel eens wakker waarbij ik in een flits besluit om het stuk voor mezelf te houden. Een soort angst of omgekeerde geldingsdrang.
Vaak komt er dan iets voorbij in de krant, op tv of op de socials dat raakt aan de column waarvan ik had besloten om deze niet te publiceren. Dan gaan alle remmen los. Als iemand anders er een mening over heeft, dan mag die van mij niet ontbreken.
En pas na het publiceren worden mijn columns steeds beter terwijl de oudste de beste blijven.
Ik werd ooit chagrijnig op m’n vrouw omdat ze wel oog had voor de taalfouten maar niet voor de inhoud. Zij zag woorden en letters, ik alleen het beeld. Achteraf ben ik haar heel erg dankbaar. Gelukkig zijn er meer mensen die me op m’n taalfouten wijzen. Want deze leiden af, waardoor lezers de compositie niet kunnen overzien en doorvoelen zoals ik zo graag wil.
Zo worden mijn columns steeds beter en zijn de oudste de beste. Taalkundig gezien dan. Dankzij de kracht van het marineren, het ambacht van het rijpen en de wijsheid van de menigte!
Foto: Marcel Jurian de Jong
Ontdek meer van welkom op bertmoormann.blog
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.