We zijn weer terug in de jaren vijftig: een eigen huis voor je dertigste is nauwelijks meer te realiseren. Wonen als markt zien is geen goed idee gebleken, stelt Bert Moormann, bestuurder bij woningcorporatie Domesta. Hij heeft een paar tips voor de nieuwe woonminister.
Mijn grootouders woonden in een plaggenhut op het veen net over de grens in Duitsland. Later nam het gezin met elf leden zijn intrek in een gemeentewoning. Toen mijn ouders in 1956 trouwden, was er woningnood. Het was niet ongewoon in die tijd dat je na het trouwen bij je ouders bleef wonen. Ze hadden geluk en konden hun wooncarrière beginnen in een bovenwoning. Zo’n tien jaar later werd ik geboren, in een nieuw gebouwd huurhuis van de gemeente met vier slaapkamers, een zolder, schuur en een grote tuin. De hoogste trede in hun wooncarrière was bereikt.
Mijn puberdochters zullen het minder goed hebben dan mijn generatie. Een eigen huis, huur of koop, is in grote delen van het land pas tegen hun dertigste bereikbaar. We zijn weer terug in 1956.
Accepteer ik als corporatiebestuurder dat de woningnood blijft bestaan? Nee, natuurlijk niet, maar het oplossen van de wooncrisis vraagt om hervormingen in het systeem. Hierop heb ik amper invloed. Stikstof, rente, locaties, vleermuizen, bouwkosten, personeelstekorten, welstandseisen, bezwaarprocedures, belastingdruk, bestaanszekerheid, netcongestie, onzekere duurzaamheidseisen, etc. Het is bijna een wonder dat er nog gebouwd wordt.
Structureel hervormen
Minister De Jonge van volkshuisvesting doet wat hij kan. Als een oliemannetje stimuleert hij de bouw van huizen met geld, met mankracht en door regels aan te passen. Allemaal maatregelen om bestaande plannen door te laten gaan. Maar de Nederlandse woningmarkt moet structureel hervormen. Dit adviseren het IMF, de Oeso en kredietbeoordelaars al decennia.
Het is weer 1956, omdat we wonen als een markt zien. Als het economisch tegenzit, worden er minder huizen gebouwd terwijl de vraag blijft, zelfs toeneemt. Het economisch klimaat bepaalt of het aanbod van huizen samenvalt met de vraag, niet de ontwikkeling van de vraag zoals in goed functionerende markten.
Zou een groot deel van het wonen niet veel meer een nutsvoorziening moeten zijn? Wat zou de nieuwe minister van wonen moeten doen? Welke concrete acties zijn nodig om meer huizen te bouwen die aansluiten bij de behoeftes van mensen?
Belastingdruk voor corporaties
In eerste instantie moet de minister van wonen vriendjes worden met de minister van financiën om de belastingdruk voor corporaties te verlichten. En om hypotheekrenteaftrek en huurtoeslag in te ruilen voor hogere lonen en uitkeringen. Dan kunnen mensen de woonlasten betalen waardoor we kunnen blijven investeren.
Voor de bouw van extra huizen of het overnemen van huizen van grote beleggers, zouden we vaker gebruik kunnen maken van het geld dat onze pensioenfondsen beheren. Investeren in huizen levert niet het hoogste, maar wel een zeker rendement op. Hier gaat de minister van sociale zaken over. Het maakt het pensioensysteem én de woningmarkt robuuster.
De minister van economische zaken zou de ontwikkeling en bouw van fabrieken voor de productie van grote aantallen huizen moeten stimuleren. Op deze manier kunnen we met minder mensen, en met een kleinere voetafdruk, snel meer huizen bouwen. Door landelijke toelating van fabriekshuizen (net als met auto’s in Europa) hoeft niet in elke gemeente een uitgebreide vergunningsprocedure doorlopen te worden; eens vergund in een gemeente is overal vergund in het land. Alleen de esthetische kwaliteit wordt afgestemd op de specifieke bouwlocatie.
Excessieve huurstijgingen
Wat kan de minister van wonen zelf doen? Corporaties hoeven niet alle huizen die ze verhuren in eigendom te hebben. Zet deze organisaties in om woningen in eigendom van pensioenfondsen te beheren. Verdere regulering van de huren in de vrije sector is nodig om excessieve huurstijgingen terug te dringen. Daarnaast zou de minister de doorstroming naar andere woningen moeten stimuleren zodat er een betere match ontstaat tussen woningtype, levensfase en gezinssamenstelling.
In de woningmarkt zijn we weer terug in 1956. We kunnen nu toch wel stellen dat wonen als markt heeft gefaald? Dat zachte heelmeesters stinkende wonden hebben gemaakt? Wat antwoord ik mijn dochters op de vraag of er wel een huis voor ze is als ze op eigen benen hun leven willen vervolgen? Wat antwoorden de ministers in het nieuwe kabinet als zij deze vraag krijgen van hun kiezers?
In het bos, aan het eind van de straat waar ons gezin woont, staat een verweerde nylon tent verscholen tussen de struiken. De tent is van een dakloze, onderweg naar een beter leven. Net als mijn grootouders die op zoek gingen naar plekken met uitzicht op een beter bestaan. De hut van heideplaggen werd een verweerde tent van nylon.
Laten we eerst eens zorgen dat het bij die ene tent in ons bos blijft. Wonen is geen markt maar mensenwerk.
Op verzoek van Trouw schrijven deskundigen persoonlijke boodschappen aan de nieuwe Tweede Kamer en het volgende kabinet, met de belangrijkste verkiezingsthema’s als onderwerp. Vandaag: Bert Moormann, bestuurder bij woningcorporatie Domesta.

Ontdek meer van welkom op bertmoormann.blog
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.